De geschiedenis van Schellinkhout, periode 1751 - 1800.

De tijdlijn van Schellinkhout van 1751 tot en met 1800.

1752
30 december: Pieter Laan, de verpondingsgaarder, wordt als uitzondering op de bestaande regel, ook burgemeester (zie 1714).

Onderstaande afbeelding van de kerk door Hendrik Spilman (1721-1784) stamt uit de achttiende eeuw.
Afbeelding met pen in zwart en grijs, penseel in grijs.

1754
De bediening van bul- en ramloper is weer vacant. Er worden 2 bullevoogden benoemd, die het toezicht op de bullen en de rammen moeten overnemen van de burgemeesters. De rode bul mag blijven, maar de zwarte bul moet weg. In de vacature wordt benoemd Jan Volkertsz. Zijn opvolgers tot omstreeks het jaar 1800 zijn: Jan Jansz. Schipper, Hendrik Aarjensz. Deman en Jan Leijdekker.

1755
Economisch gaat het niet goed. Sommige mensen moeten hun bedrijf en land opgeven: een hofstede met 50 roeden erf, een hofstede met 33 roeden erf en drie stukken land van respectievelijk 510, 800 en 1460 roeden.

In de diakonieboeken wordt als chirurgijn genoemd Pieter Koelemeij.

1756
Het schieten met (donder-)bussen en bogen wordt in het hele dorp verboden.
Deze akties waren al eerder verboden op het kerkhof, omdat de kerk zou kunnen worden beschadigd.

Tot vroedvrouw wordt benoemd Grietje Klaas, de weduwe van chirurgijn Jan Bronkhorst.

1758
23 februari: het diakonieboek vermeldt:
"Aan Mr. Pieter Koelemij baardscheren en medicamenten 2.18.-", wat erop duidt dat deze chirurgijn ook als barbier werkt.
In diezelfde tijd beoefent de schoolmeester Cornelis de Gorter ook het baardscheren als bijbaantje. Het diakonieboek vermeldt dat aan hem op 22 februari 1756 voor het regelmatig scheren van de baard van Cornelis Freeksz. uit de Steenen Kamer 2.8.- is betaald. Een soort jaarabonnement!

1759
Pieter Laan, de verpondingsgaarder en burgemeester overlijdt. Wouter Doos wordt verpondingsgaarder.

De oppervlakte van Schellinkhout bedraagt binnensdijks 763 morgen en 182 roeden en buitendijks 49 morgen en 333 roeden. In totaal is dat 812 morgen en 613 roeden lands.

In het doopregister van de hervormde kerk staat het volgende:
7 januari: een kind in overspel geteelt, de naam Geertje, ten doop gehouden door de moeder, genaamt Aaf Kornelisz komende van Wijdenes, zijnde een getrouwde vrouw, wier man op zee naar Oost-Indië is; Aaf is "meijdt" (dienstmeid) en woont in bij de weduwnaar Klaas Pietersz Dekker. Klaas moet op 11 januari voor de kerkeraad verschijnen, omdat het gerucht de ronde doet, dat hij de vader is van het kind dat Aaf ter wereld heeft gebracht. "In de volle kerkenraat des namiddags in de kerk vergadert alwaar op voorgaande citatie is verschenen Klaas Pietersz Dekker, litmaat der gemeente, aan welken is afgevraagt of hij, gelijk ons ter oren gekomen was, vader was van dat kint, 't welck zijne meijdt, bij hem wonende, aan zijn huis had ter waerelt gebragt, waarop hij zulx onbewimpeld en zondelijk heeft verklaard, dat hij van dat kint vader was; daarop is hem zijne verfoeielijke ongeregtigheit, niet sonder ontroering van den spreker, voorgehouden, en wel in die verzwarende omstandigheit dat zijne meijdt, met name Aafje Kornelisz, een getrouwd vrouw zijnde, wiens man op de vaart was (schoon naar haar voorgeven haar verlaten hebbende), die zonde door hem bedreven zeer grouwzaam was en hij dus onder de Kerkelijke censure moest gebragt worden. Gelijk hij metterdaad gecensureert is, zodat hem het gebruik der bontzegelen is ontzegt tot zolange dat hij metterdaat betone een waar berouw en afkeer te hebben over en van zulk een grouwelijk bedrijf, welke censuur door hem is aangenomen".
Klaas bekent dus "onbewimpelt en zondelijk". Hij wordt geweerd van het Heilig Avondmaal en wordt onder censuur (= toezicht) gesteld van de kerkeraad tot dat duidelijk is dat hij werkelijk berouw toont. Dat gebeurt op 9 december 1759 als Klaas met Aafje trouwt. "Dit huwelijk heeft zijn voortgang gehadt, omdat de eerste man van Aafje Kornelisz reets op de rijs naar Oostindien gestorven was voordat gemelde Aafje bij Klaas Dekker is komen wonen, en dus eer zij met elkander vleesselijke gemeenschap hadden gepleegd; daar anders overspelers met elkanderen noit kunne trouwen volgens verbodt van den staat."
In de kantlijn van deze trouwinschrijving wordt voor de goede orde nog verwezen naar de inschrijving in het lidmatenregister:"zie hierover nader bescheidt in 't naamboek der litmaten op 11 jan. 1759."
In dat register wordt aangetekend:
4 mei 1760
"Ook is Klaas Pieterze Dekker van zijn kerkelijke censure ontslagen, nadat hij met bovengemelde Aafje Kornelisz is getrouwt, doordien haar wettige eerste man reets op de vaard naar OostIndie was overleden voordat zij, Aafje Kornelisz bij Klaas Pieterze Dekker was komen als meijdt wonen, en dus voordat zij met elkander hadden te doen gehadt, daar anders, zo dit bij het leven van haar eerste wettigen man was voorgevallen, en zo een afgrijselijk overspel gepleegt ware geweest, zij nooit met elkander zouden hebben kunnen trouwen, wijl zulx door een plakaat van de heren Staten dezer landen wel scherpelijk is verboden. Maar nu zij onder dit verbodt niet behoorende zijn alhier getrouwt, en Klaas Pieterze Dekker heeft zijn berouw over zijn gepleegde misdaat betuigt, zijne grouwelijke zonden beleden en belooft voortaan door een stigtelijke wandel zijne gegeve ergernis te wenschen uit te wissen."
Zouden Klaas en Aafje geweten hebben, dat Aafje al weduwe was toen zij bij Klaas als dienstmeid introk?
Na hun huwelijk worden er in alle eer en deugd nog drie kinderen geboren en gedoopt in Schellinkhout: Kornelis, geboren op 3 mei 1761 (overlijdensaangifte 17 augustus 1761), Teunis, geboren op 8 juli 1764 en Sijtje, geboren op 3 augustus 1765.

De Middelweid (groot 4 morgens 305 roeden), gelegen ten oosten van de Dorpsweg ongeveer ter hoogte van de kerk, heeft een ridderlijke eigenaar: Prins de Rubampré uit Brussel.

1760
Niet-Schellinkhouters bezitten nog 200 morgen land in Schellinkhout (1 morgen is 600 roeden en 1 roede is 10 m.)
(zie ook 1514, 1707).

1764
Als leenman van 1,5 morgen land wordt genoemd Pieter Reyndersz., heer van Marquette (1 morgen is 600 roeden en 1 roede is 10 m.).

1765
Pieter Sweed, de molenaar van de meelmolen aan de Molenweg (de latere Meeweg en Westermeeweg), wordt ook benoemd tot molenaar van de grote watermolen in verband met "de geringheijt van bestaan van de meelmolen".

Behalve de onderwijzer is er een ondermeester, namelijk Pieter Laan. Hij wordt in dit jaar als schoolmeester in Grosthuizen benoemd.

Hendrik Wessels is herbergier van de herberg aan de dijk. Zijn vrouw zet later de zaak tot omstreeks 1800 voort.

Bouw van het raadhuis.
Akte van 8 mei: De Staten van Holland en West-Friesland geven de regeerders van Schellinkhout toestemming om 3500 guldens te lenen om de bouw van een nieuw raadhuis te financieren. Zij krijgen vrijdom van de belasting van de 100e en 200e penning. Om rente en aflossing te kunnen betalen mogen zij 20 jaar lang 10 stuivers heffen op een zak tarwe en 5,5 stuiver op een zak rogge. Verder krijgen zij ook vrijdom van de belasting op bouwmateriaal. Ten behoeve van het onderhoud aan de kerk, de pastorie en het schoolgebouw mag een 80e penning op verkoping en ruiling van onroerende goederen worden geheven. Om de drie jaar moet rekening worden gedaan bij de Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier te Hoorn, alwaar men tevens het octrooi moet laten registreren.
Op 23 mei wordt dit octrooi daadwerkelijk geregistreerd.

Het oude raadhuis, waarvan de ouderdom dan al onbekend is, is erg bouwvallig geworden en kan niet meer worden hersteld.
Hierboven een detail van een gewassen tekening, toegeschreven aan A. de Haen, 1738 Provinciale Atlas van Noord-Holland.
Het raadhuis staat op deze tekening ten westen van de kerk (zie 1738).

Het voormalige raadhuis, anno 2002, bibliotheek (foto ca. 1920).

Het raadhuis heeft aan de voorzijde een smalle, slanke trap van 14 treden. De ingang wordt gevormd door twee houten toegangsdeuren, in elk waarvan in het midden een voorstelling van gietijzer is aangebracht, respectievelijk voorstellende een schilder en een beeldhouwer. De aankleding van deze figuren is zodanig dat aan de hand van het uiterlijk het geslacht niet valt vast te stellen. Boven de toegangsdeur van het raadhuis prijkt een levensboom (foto 4).
     

Een levensboom in het bovenlicht van een voordeur wordt al vroeg toegepast. De voorstelling is afgeleid van achttiende eeuws houtsnijwerk en komt vooral voor in de negentiende eeuw, maar dan meestal van gietijzer.
De boom staat eigenlijk op zijn kop. Met de takken naar beneden en de wortels (het broekeind), naar boven. Over de betekenis bestaat onduidelijkheid, maar er wordt wel beweerd, dat het een teken is dat onheil af moet wenden. Ook wordt wel gedacht dat het een verwijzing is naar de vruchtbaarheidscultus rond de meiboom. Maar een dergelijke "heidens" aandoende uitleg past niet echt in de tijd van de reformatie waarin de levensboom in zwang kwam.
Een meer geloofwaardig aanknopingspunt vinden we in het eerste visioen van de dertiende eeuwse mystica Hadewijch. Daarin wordt een tuin met bomen beschreven, waarbij de zesde boom met de wortels naar boven staat en de top naar beneden: 'De boom der kennis van God'.
De levensboom symboliseert daarmee het geestelijk leven dat zijn wortels boven heeft en zijn vruchten op aarde afwerpt. Aangebracht in het bovenlicht boven een voordeur symboliseert het ook het 'Licht van boven' en biedt het geen ander uitzicht dan de hemel, terwijl door de 'gewone' ramen het licht en de bewegingen van het aardse leven binnenkomt. Deze betekenis past beter in de geestelijke belevingswereld van het achttiende eeuwse protestantisme.

De wanden van de raadzaal, die ook dienst heeft gedaan als secretarie en trouwzaal, zijn versierd met tegeltableaus. Aan de zuidzijde "de Hoop" (een vrouw met anker) en "de Liefde", voorgesteld door een moeder met drie kinderen.
De tableaus aan de oost- en westzijde stellen dorpsgezichten voor. Boven de schoorsteen (aan de noordzijde) prijkt "de Gerechtigheit" (anno 1782 en de letters P R ). Wellicht zijn deze letters de initialen van de maker.
 De geregtigheit.

 DE HOOP.


Aan de noordzijde is ook een tableau te zien, voorstellende een vogelkooitje met kanarie. Het kooitje is in afwijking van de andere tableautjes gemaakt van blauwe tegels.
Alle tableaus dateren vermoedelijk uit omstreeks 1785.
 Muursteen van het raadhuis.
Aan de buitenzijde van de zuidmuur is een steen aangebracht die herinnert aan de eerste steenlegging. Op deze muursteen staat:
"De vier eerste steenen van dit Raad Huys syn gelegt door De Heer Gerard Jan Schagen,
Marijtje Wouters Doos, Jan Pietersz. Crimpen, Jacob Pietersz. Smit, Den 23 July A 1765".

Op de gevelsteen staat dus ondermeer: Marijtje Wouters Doos en Jacob Pietersz. Smit.
Jacob Smit is afwisselend schepen, burgemeester en schout van het dorp. Hij leefde van 1743 tot 1815. Op 8 december 1765 huwt Jacob Smit met Marijtje Doos, dochter van Wouter Doos en Geertje Tas. Wouter Doos bekleedt vele jaren tal van functies in Schellinkhout, zowel in het kerk- als in het dorpsbestuur. Geertje Tas stamt uit de bekende schippersfamilie Tasman. Jacob Smit en Marijtje Doos krijgen in 1768 een zoon: Wouter. Deze is van 1811 tot 1827 burgemeester van Venhuizen. Van 1817 - 1827 is hij ook burgemeester van Wijdenes. De Wouter Smitstraat in Venhuizen is naar hem genoemd. Hij overlijdt in Hem in 1827. De dochter van Wouter, Marijtje Smit, is gehuwd met Reijer Sluis. Hun zoon is de bekende landbouwpionier in de Beemster: Wouter Sluis.

De dominee is genaamd: Ontijt. De omroeper heet: Sijmon Voerman. De koster en voorzanger heet: Cornelis Gorter.

Het traktement voor de dominee bedraagt f 150,- per kwartaal, dus f 600,- per jaar.

1767
Akte van 29 januari: Pieter Reijlofz., Pieter Jansz. Crimpen (of Krimpen) en Pieter Jansz. Bakker verklaren dat zij als voogden van de kinderen van wijlen Jacob Jansz. Ham en Lijsbet Pieters. Admiraal, met toestemming van het gerecht van Schellinkhout, een obligatie van 500 guldens (ten laste van het Gemenelandskantoor te Hoorn, ten name van Kornelis Kornelisz. Admiraal d.d. 15 december 1710) hebben overgedragen aan de armen van Schellinkhout.

1769
De Staten van Holland benoemen als schout-crimineel: Dirk Rooleeuw l'Epie.

1769 - 1770
Er heerst weer (overigens beperkte) veepest.
De veepestepidemieën (zie ook 1713 en 1744) zorgen er uiteindelijk voor dat de Hollandse roodbonte koe uitsterft. De nieuwe zwartbonte koe komt uit Denemarken.

1769 - 1798
In verband met de betaling van het winter- en zomerhoorngeld worden de precieze aantallen koeien en vaarzen genoteerd. Hieronder staat het schema:

1770
  Er wordt een heel vet schaap verkocht in Schellinkhout.
In, Het, Jaar, 1770, De, 10e, November, Heeft, Gerrit, Mereboer, Alhier, Verkogt, Aan, Pieter, Sweed, Een, Vet, Schaep, Levendig, Bij, De, Pond, Voor, 2St. 12 Pen. 't Pond, Wegende, 165 Pond.
Een schaap van 165 pond is geen kleinigheid en 2 stuivers en 12 penningen per pond levend gewicht is niet veel !

Akte van 23 oktober: Willem van Oranje, erfstadhouder van Holland, geeft een vidimus (= een akte met een bevestigende getuigenis) van een akte van 7 december 1609 met betrekking tot de bouw van een korenmolen aan de Meeweg (zie 7 december 1609).

1772
Molenaresse Grietje Alberts, de weduwe van molenaar Pieter Sweed, vraagt verhoging van het maalloon voor het herstel van de zeer in verval zijnde molen. De vroedschap besluit tot verhoging van een stuiver op iedere zak gerst, bonen, etc. en van een halve stuiver op een zak tarwe of rogge. De verhoging geldt voor drie jaren of tot aan haar hertrouwen.

Er vindt een duidelijke verandering plaats bij de herberg aan de dijk. Tot dan betaalt de weduwe Wessels aan verponding (in dit geval belasting op huizen) 1.15.4. (respectievelijk guldens, stuivers en penningen). Met ingang van dit jaar moet zij betalen 3.0.6. Of de zaak is flink uitgebreid of er is een nieuwe herberg gebouwd.....
Op deze foto is de bel te zien, die op de tapkast staat. De klant kan van zijn of haar aanwezigheid blijk geven door op deze bel te drukken.

1773
8 september:
Het lijk van een onbekende man spoelt aan aan de oever van de Zuiderzee bij Schellinkhout. De man wordt begraven op het kerkhof bij de kerk onder de classis onvermogende, dus nihil. Er hoeft dus niets voor te worden betaald.

1774
Wouter Doos, de verpondingsgaarder, geeft het verpondingsregister over aan zijn schoonzoon Jacob Pietersz. Smit.

1775
Dominee P.L. van Oosterwijk Schouhamer wordt beroepen (zie 1777).

 Detail anonieme kaart.
Op de UijterDijk lijkt een boerderij afgebeeld. De dijkhuisjes aan de binnenkant van de dijk, tussen de dijkopgangen van De Laan en de Westermeeweg, zijn verdwenen. Buitendijks staat (tegenover nr. 193) tegen de dijk nog een groot vierkant gebouw, mogelijk een stolp, afgebeeld (zie 1651, 1723, juli 2010 en mei 2011).

1775 ca.
Klaas Sweed neemt de meelmolen over van zijn moeder (zie 1772).

1776
De zeedijk wordt vanaf de Molenweg (de latere Meeweg) langs het zuidend verhoogd.

21 november:
In het jaar 1776 is er op 21 November een zware storm uit het noordwesten geweest, waardoor de Zuiderzee zoo hoog gerezen is, dat de kazen (zijnde juist kaasmarkt) gedreven hebben, zoodat de boeren met hunne kazen naar huis zijn gekeerd. De nieuwe werken, die er gemaakt waren, omdat 's jaars te voren circa 7 of 8 November ook dergelijk hoog water geweest was, schijnen dus niet aan het oogmerk der architekten voldaan te hebben. In Westerblokker luidden de noodklokken, omdat de dijk bij Schellinkhout op het punt van doorbreken was; deze is gelukkig door de zeilen, welke men van Hoorn kreeg, behouden.
Deze met ankers en stenen verzwaarde scheepszeilen liet men voor de dijk zinken en de weggescheurde dijkgaten werden van achteren met stro en andere stoffen gevuld.

Op 25 februari wordt Aafje Smit gedoopt. Ze trouwt in Schellinkhout op 8 april 1798 met Klaas Houter, geboren te Westwoud op 10 september 1775. Aafje Smit is een dochter van het Schellinkhouter burgemeestersechtpaar Jacob Pietersz Smit en Marijtje Wouters Doos. Aafje overlijdt op 21 juni 1841 in Schellinkhout. Klaas overlijdt in Schellinkhout op 1 oktober 1857.
De kleding op onderstaande foto is gedragen door Aafje. De kleding bestaat uit een donkerrode damasten rok, een wit katoenen jak met een lange schoot en bedrukt met donkerrode bloemetjes, een witte, fijn katoenen, driekantige halsdoek en een roodbruin schort. Het is een vrouwenkostuum dat van 1750 tot ongeveer 1800 wordt gedragen. De damasten rokken, ook wel "gewaste katoenen rokken" genoemd, krijgen hun glans door het mangelen met behulp van een glazen halve bol (zie 1765).

1775-1815
Jacob Pietersz. Smit is burgemeester met tussenpozen tot zijn dood op 29 oktober 1815 te 18.00 uur.

1777
5 mei: Dominee P.L. van Oosterwijk Schouhamer trouwt met mejuffrouw Elisabeth Maria Brummel (zie 1775).

De "beurs" wordt opgericht door de Schellinkhouter ambachtslieden. Bakkers en chirurgijns zijn uitgesloten om onbekende redenen. Deelnemers moeten een jaarlijkse bijdrage storten in de kas, ten behoeve van uitkeringen aan weduwen, personen ouder dan 60 jaar en tijdelijke arbeidsongeschikten ten gevolge van een ongeval. Een weduwen-, pensioen- en ongevallenverzekering dus!

Diaken Barent Laan koopt namens de kerkeraad een huis van Zwerus Hendriksz. Besloten wordt om alle mensen waarvoor de diakonie de huishuur betaalt in dat armenhuis te plaatsen. Dit armenhuis stond vermoedelijk aan de Meeweg.

1778
Dirck Sijmonsz Mazareeuw (gedoopt Twisk 6 aug. 1752) komt met zijn vrouw Aafje Jans Visser (alias Voerman) en hun oudste zoontje Sijmon in het dorp wonen. Dirck is (aan boord meestal) schipper en schrijft veel brieven vanuit Europese havens aan zijn vrouw.

Een kleine brandspuit wordt aangeschaft, waarbij het bluswater met emmers moet worden aangevoerd. De spuit wordt betaald uit de opbrengst van de verkoop van een stuk land. Iedereen wordt verplicht zoveel goede en bruikbare ladders te hebben, dat de nok van het huis kan worden bereikt.

De as mag alleen maar in een askuil worden gedeponeerd (zie 1709). In dit jaar worden de maten van die askuil bepaald: 4 voet lang, 3 voet breed en ook 3 voet diep. De kuil moet minstens 3 roeden verwijderd zijn van het huis of een hek.

 Trotseerloodje van het dak van de kerk in Schellinkhout.
Trotseer-, tracee-, of dakloodjes zijn schildvormige loden plaatjes, toegepast op bijvoorbeeld daken en dakkapellen bij loodbedekking op plaatsen, waar ten behoeve van nagels gaten zijn ontstaan. De loodjes worden als regenklepjes boven het gat gesoldeerd, zodat het regenwater er overheen kan lopen. Het woord "trotseer" spreekt dus voor zichzelf, omdat de plaatjes het binnendringen van (regen)water op de bewuste plaats moeten trotseren (verhinderen).
Het hier afgebeelde loodje is van de Hoornse loodgieter Frederik van Zanten. Bekend is dat Frederik van Zanten een aantal verschillende exemplaren heeft gemaakt, waardoor de veronderstelling kan worden geopperd, dat hij voor ieder belangrijk werk een nieuw ontwerp toepast.

Schoolmeester, koster en voorzanger Cornelis de Gorter overlijdt. Er wordt besloten om iemand uit het dorp te vragen als voorzanger op te treden. Op 11 maart verschijnen vier nieuwe kandidaten voor de functie van schoolmeester/koster om 9 uur in de school, waarna er onder toezicht van mr. Jan Schoen, schoolmeester te Hem, wordt gecijferd en geschreven. Het geschrevene en de sommen worden beoordeeld door de burgemeesters en vertegenwoordigers van de kerkeraad. Dan volgt er een kerkdienst met het voorzingen van een gezang door iemand uit het dorp. De vier kandidaten moeten het gehele bijbelboek van de profeet Jonas voorlezen, dat daartoe in vier delen is verdeeld. Ook moet de 33ste psalm worden voorgezongen, waarbij ieder twee coupletten voor zijn rekening neemt, één solo en één met de gemeente. De burgemeesters, de vroedschap en de manslidmaten brengen hierna hun stem uit, waarbij met grote meerderheid Jan Klaver van Katwoude wordt gekozen (zie 14 mei 1810).
Bij de benoeming van Jan Klaver wordt een uitgebreid reglement voor de koster en schoolmeester opgesteld, waarin zijn taken duidelijk worden omschreven. Zo moet hij ondermeer voor aanvang van elke kerkdienst de klok luiden en wel om 7, 8 en 8.30 uur en 's middags om 12, 12.30 en 1 uur, telkens vijf minuten. Als voorzanger hoeft hij telkens maar één couplet te zingen. Verder moet hij zorgen voor het licht (kaarsen). Daarvoor ontvangt hij wat er aan kaarsen overblijft. Ook het schoonhouden van de kerk behoort tot zijn taak. Eénmaal in de vier weken strooit hij zand op de vloer en eenmaal per jaar is er grote schoonmaak. Verder verzorgt hij het uurwerk en ziet er op toe dat de schooljeugd het uurwerk niet ontregelt. De school bevindt zich namelijk in de kerk!
Om "noodzakelijke redenen" mag hij hoogstens een kwartier uit de school weg zijn. Voor dit alles geniet hij een vrije woning, voor het kostersambt f 25,- per jaar en voor dat van schoolmeester f 60,- per jaar.

1779
Er wordt een reglement voor de diakonie gemaakt, waarin alle rechten en plichten van de bedeelden wordt vermeld:
1. Degene die ondersteuning aanvraagt moet al zijn bezittingen opgeven; die goederen mag men niet meer verkopen.
Versleten goederen worden afgeschreven en nieuwe goederen worden op de inventaris bijgeschreven.
2. Men is verplicht om de godsdienstoefening bij te wonen. Bij verhindering maandags melden bij de diaken onder opgaaf van de reden van verhindering.
3. De kinderen van de bedeelden moeten het hele jaar naar school, behalve in de tijd dat er aalbessen geplukt kunnen worden.....
4. Als bij ziekte de chirurgijn ingeschakeld moet worden, dan eerst toestemming vragen aan de diaken.
5. Alle bedeelden wordt een vaste plek toegewezen in de kerk.
6. Men dient zich in alle bescheidenheid te gedragen en elk jaar de diakenen te bedanken voor hun liefdegaven.

De Franse tijd zorgt er voor dat de hervormde gemeente voor haar tekorten geen beroep meer kan doen op het dorpsbestuur.
Cornelis Belie stelt voor om vier keer per jaar met een bus het dorp rond te gaan, maar dat voorstel haalt het niet.
Wel wordt met 19 tegen 14 stemmen door de lidmaten het voorstel van Jacob Pietersz. aangenomen om iedere zondag onder de preek met een zakje voor de kerkvoogdij rond te gaan.

1780
Dirck Mazareeuw vertrekt naar West-Indië. In 1783 komt hij pas weer thuis.
Oorzaak: de vierde Engelse oorlog van 1780-1784.

1781
Akte van 18 juni: De Staten van Holland en West-Friesland geven Wouter Jacobse Smit, oud 13 jaar, de ambachtsheerlijkheid van Schellinkhout in leen als onversterflijk erfleen, wegens het overlijden van Jan Cornelisz. Laan. Hij is gehouden om de leeneed af te leggen bij het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Burgemeester Jacob Pietersz. Smit doet dit nu in zijn plaats. Met dorsale (= op de achterkant) aantekening op de akte, dat de 40e penning en de 10e verhoging zijn betaald en dat Wouter Jacobse Smit op 30 juli 1793 de leeneed heeft afgelegd (zie ook 1741).

Voor het ijken van de gewichten van de waag wordt aan Jan Stenike 6.-.8 betaald, respectievelijk guldens, stuivers, penningen.

1782
De burgemeesters van Hem, Wijdenes, Venhuizen en Schellinkhout kiezen tot bode: Bastiaan Segersz. Hoek uit Hem.
Het bode-ambt ontwikkelt zich naar de funktie van veldwachter: toezicht op landlopers, bedelaars en ander slecht volk en toezicht op overlast door beesten. Hij moet altijd dienstvaardig zijn en niet te veel sterke drank drinken.....

1783
12 januari:
De burgemeesters doen aangifte van het overlijden van een manspersoon. Het lijk is gevonden aan de oever van de Zuiderzee op de steenen bij de Nek en alhier begraven.

26 augustus:
De burgemeesters doen aangifte van het aantreffen van een lijk van een vreemdeling, zijnde een werkman, alhier overleden.

1784
Molenaar Klaas Sweed krijgt verhoging van het maalloon voor het herstel van de molen.

1785
  Een tekening uit 1785 gemaakt door H. Tavenier.

1786
Dirck Mazareeuw verliest het schip Leliendaal en daarmee zijn krediet en achting.

1788
Dirck Mazareeuw schrijft een laatste brief aan zijn vrouw en daarna hoort men niets meer van hem. Zijn vrouw blijft berooid achter.

1788-1857
Johannes Balk (geboren te Wijdenes 09-11-1788/overleden te Schellinkhout 07-01-1857) is landman te Schellinkhout.
Hij is bevoegd om een lid van de vergadering der Staten van Holland te kiezen.
Hiervoor moet hij min. f 30,- aan directe belastingen betalen. Hij behoort tot de gegoede burgers.
Hij is gehuwd met Marijtje Eylander.

1789
Claas Reylofs Kuyper (1750-1826) koopt een "boerhuys met 8 morgen, 481 roeden grond, plus 3 morgen en 210 roeden grond genaamd Oost-Indiën". Hij verkoopt "Oost-Indiën" weer in 1803. "Oost-Indiën" ligt in het oosteinde (destijds kadastraal bekend sectie B, kavelnummer 156) in de hoek die gevormd wordt door de Wymers en de Zuyder Wymers, ook wel Grenter Weg genoemd (zie kaartje 1915). Jan Nierop Sr. (oude Schellinkhouter) meent in november 2002, dat er "vroeger" ten oosten van het (huidige) dorpshuis ook een stuk land met de naam "Oost-Indiën" lag.

Schout-crimineel Herman Berckhout overlijdt. De Staten van Holland benoemen als zijn opvolger schout-crimineel: mr. Jan de Feyfer.

Bastiaan Segersz. Hoek uit Hem wordt door de municipaliteiten (voorloper van de gemeenteraad) uit zijn funktie als bode ontheven.
Schellinkhout, Wijdenes en Oosterleek besluiten dan om zelf een "dorpsdiender" aan te stellen. Het wordt Jan Hotsz. Klaver.

1793
Om brandpreventie-redenen wordt bepaald dat niemand tussen zonsondergang en zonsopgang met een gloeiende pijp over straat mag gaan. Een jaar later wordt daar nog aan toegevoegd: hetzij met, hetzij zonder dop.

1794
Een keur verbiedt (om onbekende redenen) het verbouwen van zowel wit- als rood mosterdzaad.

Een ongewoon droge zomer. De droogte houdt aan tot oktober.

1795
De Fransen veroveren het land. De stadhouder vlucht. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden verdwijnt en de Bataafse Republiek wordt gesticht: gelijkheid, vrijheid en broederschap. Er wordt een begin gemaakt met de vereenvoudiging van ons staatsbestel met een gekozen volksvertegenwoordiging.
De vroedschappen worden ontbonden. De oude polder- en stadsbesturen worden afgezet en vervangen door Franse revolutionairen. Tot maart 1798 heet het algemeen bestuur "municipaliteit", "regering" of "collegio mixto van burgemeesters en schepenen", bestaande uit burgemeesters en schepenen. Het dagelijks bestuur blijft in handen van de burgemeesters.
De eerste volkstelling vindt plaats aan de hand van de registers der belastingen en de doop- en begraafregisters (zie 1796). De burgerlijke stand wordt ingevoerd en iedereen moet een achternaam kiezen.

31 januari:
Eén van de eerste maatregelen van het nieuwe bewind is de "Proclamatie van de rechten van de Mens en van den Burger". Voortaan zijn alle burgers voor de wet gelijk. Privileges die hiermee in strijd zijn, worden buiten werking gesteld. Hierdoor zijn de gereformeerden en hun kerk hun bevoorrechte positie van de ene op de andere dag kwijt. In de steden en de dorpen is de bevolking nu vrij in het kiezen van haar bestuurders, met soms ingrijpende gevolgen. Zelfs in het voor meer dan 90 % gereformeerde Schellinkhout komen plotseling twee katholieken in het dorpsbestuur (zie 1573 en 1798).

Op 19 maart ontvangt het dorpsbestuur een plakkaat dat gebiedt om de oude, barbaarse overblijfselen van de oude rechtspraak, zoals galgen, raden en geselpaden die op veel plaatsen nog langs de openbare weg staan, te verwijderen. Of Schellinkhout een dergelijke plaats heeft gehad in wel waarschijnlijk. Mogelijk is het het Galgenveld op de Wijmers geweest, dat door Wijdenes en Schellinkhout gezamelijk wordt gebruikt (zie 1937).

Uit: Haarlemse Courant van 9 mei.
De Leden van de Municipaliteit van de Stede SCHELLINKHOUT, HEM en VENHUIZEN, maaken by dezen bekend, dat in gemelde Plaatsen dit jaar geen KERMIS zal gehouden worden.

Er mag weer wit mosterdzaad worden verbouwd (zie 1794).

1796
Aantal inwoners Schellinkhout: 411.

Aantal zielen per geloofsrichting:
352 hervormden.
48 katholieken.
6 luthersen.
5 doopsgezinden.

In de dorpsrekening komt de haven ter sprake: Douwe Sjoerds heeft 12 roeden van de haven uitgebaggerd voor 4 5/8 gulden per roed.

1797
Het traktement van de dominee bedraagt per jaar f 650,-.

1798
Grietje Koster-Kok wordt geboren (zie 1861 en 1872). Ze overlijdt in 1884.
Onderstaand portret in ovale lijst is in 2003 door familie K. Ham geschonken aan de kerk.
  portret van Grietje Koster-Kok.

20 maart: Het bestuur wordt gereorganiseerd door "Agenten tot reorganisatie van de Municipaliteiten in het District van Zuyderzee". Om de door hen gewenste gang van zaken te garanderen hebben zij, behalve hun geloofsbrieven, ook de "Gewapende Burgermagt uit het dorp Hem" meegenomen. De twee zittende burgemeesters worden ontslagen en vervangen door drie nieuwe municipaliteiten, die het dagelijks bestuur overnemen. Nu komen er voor het eerst twee katholieken in het dagelijks bestuur, namelijk Pieter Klaasz. Groot en Outjes Jansz. Schoof. De laatste wordt overigens op 3 april al weer ontslagen, omdat hij in 1787 "eene geweldige Oranje kraijer" zou zijn geweest. Hij wordt dan vervangen door één van de op 20 maart ontslagen burgemeesters, Jacob Pietersz. Smit.
De drie municipaliteiten vormen samen met de schepenen het algemeen bestuur, "collegio mixto van municipaliteit en schepenen" geheten. Hoewel het ambt van burgemeester nu in theorie niet meer bestaat, blijkt uit verschillende stukken dat twee van de drie municipaliteiten toch "burgemeesteren en molenmeesteren" worden genoemd. Dit illustreert enigszins dat er in de praktijk niet veel van de reorganisatie terecht is gekomen.
De benaming "molenmeester" duikt voor het eerst op op 29 april 1798 als de twee burgemeesters tevens tot molenmeester worden benoemd.

1799
27 augustus: Engelse (bijgestaan door Russische troepen) invasie bij Callantsoog met een grote vloot. Den Helder wordt bezet en na een tocht over de Zuiderzee trekken de Engelsen de stad Enkhuizen binnen. Ook Hoorn valt in Engelse handen. Rond Alkmaar komt het tot een treffen tussen het Frans-Hollandse leger en de Engels-Russische troepen. Beide partijen lijden grote verliezen en trekken zich tijdelijk terug naar hun eerdere stellingen. Op 2 oktober kiezen de Engelsen weer voor de aanval, want de winter nadert. Er wordt ondermeer bij Bergen en Castricum slag geleverd. Tegen teruggave van buitgemaakte kanonnen en tegen de uitlevering van 8000 krijgsgevangenen wordt de Engels-Russische invasiemacht uiteindelijk een vrije aftocht verleend. Op 11 oktober verlaten ze Enkhuizen, nadat ze eerst nog even ondermeer de Koepoort in brand steken. Het Frans gezag wordt daarna in heel West-Friesland weer hersteld.

Schellinkhout wordt gelast om wagens en paarden naar Hoorn te brengen ten behoeve van de Engelse troepen.

De kerk en pastorie gaan voorgoed in hervormde handen over voor een bedrag van f 200,-. De katholieken doen daarmee voor eens en altijd afstand van de rechten op de kerk met stoelen, banken, boeken en andere zaken. Het kerkhof blijft een algemene begraafplaats.

Jan Leijdekker is de ram- en bulloper. Hij moet met de bullen lopen van 6 mei tot 25 juli en met twee rammen van 18 oktober tot 30 november. Het rijdloon voor iedere koe is 10 stuivers en het speulloon voor ieder schaap 5 stuivers. Als iemand zijn eigen ram gebruikt, dan moet er 2,5 stuiver worden afgedragen aan de ram- en bulloper. De funktionaris ontvangt voor zijn werk per jaar 100 gulden, waarvan hij dan nog een knecht moet bekostigen. Verder ontvangt hij 10 gulden per jaar voor het onderhouden van de touwen, kettingen, pennen etc.
Bij de indiensttreding van Jan Leijdekker worden door hem twee nieuwe bullen gekocht van Trijntje Willems voor 250 gulden, inclusief touwen en kettingen.

Er wordt een reglement voor de vroedvrouw opgesteld, waarin haar plichten staan vermeld. Zij moet zowel overdag als 's nachts klaar staan om arm en rijk te helpen. 's Nachts mag zij het dorp niet verlaten, tenzij met toestemming van de burgemeesters. Vermoedelijk woont zij vrij, want de dorpsrekening vermeldt de aankoop van het vroedvrouwshuis voor f 200,-.

1800 ca.
Pieter Sweed wordt molenaar van de meelmolen. Dat betekent de derde generatie Sweed in het molenaarsvak. Als Pieter overlijdt is zijn weduwe Aafje Vel nog enige tijd als molenaresse werkzaam (zie 1820).

___________________

naar begin van deze pagina
naar de eerstvolgende periode
terug naar de basispagina (home)

 G. Kazimier.

Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op (maand / dag / jaar / tijdstip) :