De geschiedenis van Schellinkhout, periode 1701 - 1750.

De tijdlijn van Schellinkhout van 1701 tot en met 1750.

1699-1715
Mr. Barent Jansz. Hauwert wordt om het jaar tot burgemeester gekozen.

ca. 1700 - ca. 1750
Crisistijd in de agrarische sector door onder andere slechte weersomstandigheden, drie maal een veepestepidemie (zie 1713, 1744 en 1769) en een geweldige muizenplaag. De waarde van de grond daalt enorm.

Onderstaande tekening (1745) is van de hand van Jan Smit. De ondertitel luidt:
GODS SLAANDEHAND OVER NEDERLAND DOOR DE PEST-SIEKTE ONDER HET RUND VEE

1701
In de vroedschap wordt voorgesteld om Anne Elberts voorlopig voor een jaar tot vroemer (vroedvrouw) te benoemen. Zij moet dan naar Hoorn gaan om het vak te leren en ze zal f 50,- ontvangen. Het voorstel wordt echter afgewezen. Als vroedvrouw wordt wel aangesteld Dieuwertje Uijlevlugts.

Het wordt verboden om de as in vaarsloten te storten.

De zeevarende Jacob Claasz Ham krijgt 10 zak rogge als "onderstand" van de bedeling (diakonie van de Hervormde kerk). Deze Jacob heeft een dozijn monden te vullen. Hij heeft echter wel een eigen huis, namelijk dat van zijn schoonvader, die jarenlang burgemeester is geweest.

1702
Als substituut-graaf treedt op Albert Cagias.

Een bepaling uit het keurboek verplicht de maaiers en zaadzichters om het werk, waarvoor ze zijn ingehuurd, ook af te maken. Het gebeurt namelijk wel eens dat deze werklui halverwege het karwei verdwijnen, omdat ze elders meer kunnen verdienen.

Er komen dagelijks steeds meer bedelaars en bedelaressen naar het dorp. Onder hen is ook een aantal landlopers en vagebonden, dat zelfs met bedreiging mensen tracht te beroven. In een keur wordt daarom bepaald dat er alleen nog maar op maandag mag worden gebedeld. Bij een eerste overtreding volgt veroordeling tot 8 dagen op water en brood. Bij een tweede overtreding wordt dat 14 dagen en bij een derde overtreding volgt 3 weken op water en brood en verbanning uit het dorp. En: men mag slechts nederig om een aalmoes vragen. Zo niet, dan volgt er lijfstraf!

Claes (ook wel: Claas) Dirksz. Rob en zijn huisvrouw Geert Rijlofsdr. wonen al Langs Dijk Agter Zuijd End.
(Zie ook 1707).

De herberg "de Groene Laan" wordt verkocht, terwijl de eigenaar Cornelis Remmentsz "uitlandig" is. Hij heeft zijn vrouw schriftelijk gemachtigd (zie 1697 en 1699). De nieuwe eigenaar wordt Pieter Cornelisz Jong.

1703
De doopsgezinde etser/dichter Jan Luycken (ook wel: Luyken) en zijn zoon Casper verhuizen naar Schellinkhout. De laatste jaren hadden hem veel droefheid gebracht. Zijn vrouw was hem reeds lang geleden ontvallen en van zijn vijf kinderen, was alleen zijn zoon Casper overgebleven. Zij gaan wonen in een huis, dat eertijds gediend had tot woning van den chirurgijn, maar deze, door den wasdom van zijn gezin, voor een ruimer verruild had. Dit huis staat ongeveer veertig passen van den Meeweg af, wanneer men dorpinwaarts wandelt. De komst van de bekende Amsterdamse dichter en etser brengt echter spoedig opschudding teweeg, temeer daar het gerucht van zijn kettersche denkbeelden hem was vooruitgesneld. De gemeente is in die dagen traditioneel orthodox en keek een ieder wantrouwend aan, die met de leer der vaderen op gespannen voet verkeerde. De kerkeraad belegt terstond een vergadering ter bespreking van het risquante geval. Kan men een man, die in zijn gedichten Gods schoonheid in de natuur bezingt, nog wel rekenen onder de lidmaten van Christus' kerk? De broeders schikten zich behagelijk om de smalle tafel in de consistorie. Na gebed en bijbellezing stopten ze hun pijpen en staken deze behendig met het vuur uit hun tondeldoos aan. De predikant doet vervolgens mededeling van de overkomst van broeder Joan Luyken en informeert naar bezwaren tegen diens opname. Zonder dralen greep Pieter Harmsz. het woord. Hij is één der schepenen en een zeer achtenswaardig man. Zwaar zeide hij het te betreuren, nu een verzenmaker Schellinkhout tot verblijf gekozen had, een verzenmaker nog wel, dien men te Amsterdam met verlicht gemoed had zien vertrekken. Schepen Harmsz. stelt voor om Jan Luyken een half jaar onder toezicht te houden en dan pas te beslissen. Op dat moment staat echter schoolmeester Dirk Bonts op, een aller kinderen vriend, goed thuis in de letteren en wijs van oordeel. Bonts prijst de voorzichtige raad van schepen Harmsz., maar vraagt zich af of daar veel mee wordt gewonnen. Luyken was een poëet, dat gaf hij toe, maar stond de Bijbel ook niet vol poëzy? En heeft men niet gehoord, hoe twee dagen na zijn komst, de oude vrouw van Jan Bot, die immers zoo kwalijk liep en bijna altijd eenzaam thuis zat, door den dichter was bezocht en vol lovens stof over hem was? Had één der broeders ooit tijd gehad om den Heer der Vertroosting te prediken voor het hart eener verlaten ziel? Onderwijzer Bonts zeide nog vele dingen meer, maar als hij uitgesproken had, vond niemand het noodig verdere bezwaren te opperen. Aldus wordt die avond Jan Lucyken ingeschreven in het lidmatenboek van de Hervormde gemeente van Schellinkhout.
Jan Luycken schrijft ondermeer een bundel verzen voor zijn vriend Roelof Bellinckhuys: "Het overvloeyend Herte". Deze bundel wordt in 1747 (35 jaar na de dood van Luycken) uitgegeven in Haarlem (zie 1974 en 1975).

Claas Meijndertsz. en zijn vrouw (doopsgezind) behoren tot de vriendenkring van Jan Luycken.

Eén van de twee diakenen is Claas Jacobsz. Coster. Hij krijgt ruzie met ds. Balk over het bijhouden van het rekeningboek van de diakonie. Coster heeft namelijk ondermeer niet opgeschreven wanneer hij verantwoording in de kerk heeft afgelegd.

4 november: De dominee vermeldt in het kerkeraadsboek dat het gehouden Avondmaal door slechts weinig lidmaten is bezocht, omdat "veele varende persoonen nog in zee buijten 's lands waren".

Er wordt beslag gelegd op de koeien en het "koegereedschap" van Claas Pietersz Steenhuis (zie 1696).

1704
Dirk Laan verkoopt de molen voor f 2050 aan Gerrit Cornelisz.

Het dorp telt 2 bakkers: Joris Pietersz. Pelikaan en Cornelis Pietersz. Muijs. Zij sluiten een contract met de molenaar Gerrit Cornelisz. De bakkers verplichten zich om hun meel bij de molen te laten malen en de molenaar verplicht zich om goed meel te leveren.

Schipper Dirk Sijbrantsz. Meester overlijdt. Hij bezit 31,25 roede grasland. Verder is hij voor 1/64 deel eigenaar van het schip "de Hovenier", voor 1/64 deel van het katschip "de Stad Riga", voor 1/128 deel van het katschip "de Pauw", voor 1/64 deel van "de Pelikaan" en eigenaar van zijn eigen schip "de Geneesmeester". Deze schepen zijn allemaal afkomstig uit Schellinkhout. Deze vorm van eigendom noemt men partenrederij.

13 juli: zeeman Gerrit Meeuwsz. overlijdt op Groenland. Hij wordt op 11 september 1704 in Schellinkhout begraven.

september: Het schip "Le Cocq" van schipper Claas Pietersz. Steenhuijs met ondermeer als 21-jarige opvarende, hoogbootsman Jan Pietersz. van Schellinkhout, is betrokken bij een aanvaring in het Oostergat van Vleckeren. Het schip loopt nogal wat schade op, maar hoeft het anker niet uit te gooien.

De Hollanders zijn samen met de Engelsen en Portugezen betrokken bij de Spaanse Successie-oorlog. Schipper Claes (ook wel: Claas) Dirksz. Rob vervoert met zijn schip "Het Bonte Kalff" (ook wel "Rode Kalff") van 108 voet lang en 26,25 voet breed, 150 soldaten naar Lissabon. Deze soldaten worden ingezet als hulptroepen ter vervanging van een eerder gezonden leger, dat door ziekte, desertie en gevangenschap grote verliezen lijdt.
De schipper moet voor 90 dagen levensmiddelen meenemen. Dat betekent per 100 man: 2000 pond boter, 45 ton bier, 12 zak gort, 6,5 zak witte erwten, 5,5 zak grouwe erwten, 0,5 oxhoofd azijn, een anker lampolie, 0,5 zak zout, 30 pond kaarsen, 1 schepel mosterdzaad en 37,5 stoop jenever (1 stoop = 0,5 liter). Verder nog: spek, vlees, stokvis, boter en kaas van de beste soort.
Claes (ook wel: Claas) Dirksz. Rob is schipper op dit schip van 1704 - 1706.

Reijlof Claasz. Rob is stuurman op het schip "de Liefde".

1705
De vroedschap beraadslaagt over de vraag of men een haven zal maken of niet. Bij meerderheid van stemmen wordt besloten om in de komende winter het dorp rond te gaan om vrijwillige bijdragen in te zamelen. De resultaten van de inzameling zijn niet bekend, maar het plan wordt vermoedelijk wel uitgevoerd (zie ook 1796 en 1873).

Pieter Botter gaat ter haringvangst. Hij ontvangt van de diakonie (de bedeling) 10 gulden voor de aanschaf van de noodzakelijke uitrusting. Ook ontvangt Pieter vanaf dit jaar jaarlijks 10 ton turf.

Tot diaken (belast met de armenzorg) van de Hervormde kerk wordt ondermeer gekozen Tamis Jacobsz Smit. Korte tijd later wordt hij weer schipper en moet dus afstand doen van zijn functie als diaken (zie 1686).

Niesje Wouters, de weduwe van Pieter Claasz (bootsgezel in 1689) wordt tot turftonster benoemd.

In een zeebrief van 6 november wordt vermeld:
Schipper Claes Rob met als woonplaats Schellinkhout. Zijn schip heet "het Rode Kalff" en meet 170 lasten.

1707
De burgemeesters Jan Jacobsz. Houtsager en Barent Jansz. Hauwert maken een nieuwe verdeling van de landerijen in homanschappen in het Stoel Boeck van des heeren wegh al langhs ons dorp. De buurschap (of de banne) Schellinkhout met een grootte van 763 morgen en 162 roeden, wordt daarbij verdeeld in 28 homanschappen (districtjes), die 12 tot 35 morgens groot zijn (1 morgen is 600 roeden en 1 roede is 10 m). Per morgen grond moet de eigenaar 13 voeten en 6 duim lengte van de weg onderhouden.
Homanschappen zijn combinaties van bij elkaar liggende landerijen, waarvan de eigenaren of huurders een bepaald deel van een dijk en de weg moeten onderhouden onder leiding van hun homan (ook wel: hooghman of hoofdman). Alle landerijen, akkers en erven en de eigenaren daarvan worden opgetekend in het Stoelboeck van de heerenweg (= Dorpsweg => weg van de heer of graaf) langs ons dorp over de stoelinge (= verdeling) van het leggen van de houten (= planken).
Zo is het eerste Schellinkhouter homanschap groot 22 morgen, 495 voet en het strooijt 25 roed, 8 voet en 2 ¼ duym (strooyt = bestraat of dient in de wegenzorg bij te dragen).
Niet één van de Schellinkhouter homanschappen is in één hand. Het 23ste homanschap bijvoorbeeld, met een totale oppervlakte van 20 morgen en enige roeden, telt blijkens het Schellinkhouter stoelboek 18 eigenaren van de grond binnen zijn gebied. Het grootste gebied binnen dit homanschap, de Heytingweer, meet 3 morgen en 200 roeden en is eigendom van Cornelis Admiraal. Het 23ste homanschap strooijt 23 roeden en 6 duim.
De eigenaars van grond bezitten meerdere percelen, die in verschillende homanschappen liggen. In het stoelboek van Schellinkhout worden alleen de eigenaren van de grond genoemd en dus niet de pachters. Als de grond van Cornelis Admiraal wordt opgeteld is het resultaat dus zijn totale grondbezit. Het is echter zeer wel mogelijk dat hij ook nog grond heeft gepacht, terwijl hij van zijn eigen bezit nog grond verhuurd kan hebben. Cornelis Admiraal heeft grond in verschillende homanschappen:
in het 21ste homanschap ----- 160 roeden, in het 22ste homanschap ----- 175 roeden, in het 23ste homanschap ----- 93 roeden en het tweede perceel in het zelfde homanschap ----- 3 morgen, in het 26ste homanschap ----- 1 morgen en 150 roeden. Dat is in totaal 4 morgen en 578 roeden.
De berekening van het te onderhouden weggedeelte is op een kwart duim nauwkeurig aangegeven. Het 17de homanschap bijvoorbeeld heeft een oppervlakte van 20 morgen, 442 roeden en 6 voet en dat betekent aan wegonderhoud 23 roeden, 2 voet en 1 ¾ duim. Op deze manier is de totale lengte van de 's heeren weg dus verdeeld in stukken die evenredig zijn aan de grootte van de homanschappen.
Op dezelfde wijze wordt naar evenredigheid het onderhoud van de dijk geregeld. Elk homanschap heeft zijn eigen bon. Een homansbon is een bepaalde lengte van de dijk dat door een homanschap moet worden onderhouden. In het bon van een homanschap is de dijkzorg weer verdeeld in verhouding tot en over de percelen land, die tot het homanschap behoren. Dijken die op deze wijze voor onderhoud zijn verdeeld noemt men ook wel homansdijken.

U kunt de tekst van het Stoel Boeck van des heeren wegh uit 1707 lezen door op de betreffende bladzijde te klikken.
bladzijde 1 - bladzijde 2 - bladzijde 3 - bladzijde 4 - bladzijde 5 - bladzijde 6 - bladzijde 7
bladzijde 8 - bladzijde 9 - bladzijde 10 - bladzijde 11 - bladzijde 12 - bladzijde 13

Claas Dirksz. Rob en zijn huisvrouw Geert Reijlofsdr. wonen Langs Dijk Agter Zuijd End. Geert overlijdt te Schellinkhout op 2 april 1709. Eén van hun kinderen is Reijlof Claasz. Rob (zie 1704, 1707 en 1717).

Bijna de helft van het Schellinkhouter land is eigendom van niet-Schellinkhouter personen of instellingen. 26 morgen land maken deel uit van de "dorpslanden" (eigendom van het dorp).

De "Klink" of de "Klinkeweid" is in bezit van Frederik Kouseband, ridder te Haarlem (zie 1413).

Dominee Henricus Balk, die is gehuwd met Machtilda Mulerius, overlijdt. Op 6 februari heeft hij nog gedoopt in aanwezigeheid van de hele kerkeraad en de koster: Dirk, de zoon van Reylof Rob en Grietje Meester.

Reijlof Claasz. Rob is tot 1712 schipper op het schip "de Houttuin". Hij koopt een huis met 220 roeden erf voor f 1000,- (zie 1720).

1708
De vroedschap zegt de dienst op van de vroedvrouw Dieuwertje Uijlevlugts, omdat zij haar werk niet naar behoren doet.

december: het schip van Pieter Sijmonsz. vergaat en Pieter verliest het leven.

1709
Er wordt besloten dat alleen poorters en dus geen buitenpoorters mogen solliciteren naar het ambt van watermolenaar op de grote en de kleine watermolen.
Tot molenaar op de grote watermolen wordt benoemd Jan Abrahamsz, die dit ambt tot 1717 zal bekleden. Zijn benoeming verloopt problematisch want voor dorpsfuncties komen in principe alleen personen van "de ware gereformeerde religie" in aanmerking en Jan Abrahamsz is doopsgezind. Jan belooft om bij zijn benoeming een kwart jaar maalloon aan de diakoniearmen te betalen en zijn benoeming is daarmee een feit.
De nieuwe molenaar op de kleine watermolen wordt Isaak Cornelisz.

De as mag vanaf heden alleen nog maar in een askuil worden gedeponeerd (zie 1778).

Schoolmeester Jan Klinkert trouwt met Sieuwtje Jans, een weduwe uit Enkhuizen, die echter al op het dorp woont (zie 3 april 1695 en 1725).

Voormalig zeeman Isaac Cornelisz is molenaar van de "Kleine Watermolen". In 1699 is deze Isaac nog bootsman en in 1704 en 1705 scheepskok (zie 1715).

De voormalige pastoor van het dorp Mattys van Veen overlijdt op 15 juli in Haarlem.

1710
Jan Klinkert is schoolmeester en tevens collecteur van de turf.

Cornelis Pietersz. Schoon slaat tijdens een zeereis overboord en verdrinkt.

27 maart: het schip de Roozeboom van schipper Reijer Cornelisz. Tasman van Schellinkhout wordt in Amsterdam geladen met zout (als ballast). Jacob Sijertsz. (scheepskok) is in opdracht van de schipper bezig met het schrapen van de fokkemast. Als ongeveer tweederde van het zout aan boord is, breekt het touw waarmee Jacob is vastgebonden aan de mast. Hij valt naar beneden en raakt zo ernstig gewond dat hij naar Hoorn vervoerd moet worden om verder te worden verpleegd.

1711
Pieter Pouwelsz., Pieter Florisz. en Claas Pietersz., alledrie uit Schellinkhout, varen als respectievelijk bootsman, matroos en kok mee op het schip de Coster van schipper Jan Croon uit Hoorn, op een tocht naar Archangel in Rusland.

14 januari: Er wordt bepaald dat niemand gloeiende houtspaanders of boekweitdoppen in het dorp mag brengen. Bakkers mogen ze ook niet meer aan de burgers verkopen. Mogelijk is op die manier brand ontstaan, want binnen 24 uur na publicatie van de bepaling moet alles uit de huizen zijn verwijderd en buiten in zee zijn geworpen.


In de nacht van 18 op 19 augustus wordt er ingebroken in de pastorie van dominee Victor Berckhout. Er wordt veel gestolen. In de Oprechte Haerlemsche courant van 25 augustus wordt een beloning uitgeloofd voor diegene die inlichtingen kan verschaffen die leiden tot het terug verkrijgen van het ontvreemde. De tipgever kan in dat geval een beloning tegemoet zien. De tipgevers kunnen terecht bij Victor Berckhout in Schellinkhout, bij Jan Berckhout wonende aan de Vismarkt in Hoorn of bij Jan van Louw te Amsterdam, op de Keizersgracht tussen de Leliegracht en de Prinsenstraat (naast de Driehoek).
In de genoemde krant staat een advertentie waarin alle gestolen geld, waardepapieren en goederen worden opgesomd, zoals een lijfrentebrief, een leningbrief (overeenkomst over een lening), twee zilveren zoutvaatjes, twee zilveren bekers, elf zilveren lepels, twee kleine zilveren lepeltjes, een zilveren bel met een lange zware nieuwerwetse ketting, een Bijbel met veel zilverbeslag, een avondmaalboekje en een liedboekje met zilverbeslag, twee doosjes met ongeveer 300 gulden muntgeld, een zilveren doosje op drie pootjes met daarin geld en zilver, twee gouden krappen (sloten) van een testament, twee gouden hangertjes, een gouden schakelketting, een gouden haarspeld, twee orlietten (oorhangers of oorringen) met acht vierkante diamantjes, een koralijnen (zeekoralen) ketting met 15 diamanten, een zilveren pen, zilveren kinderspeelgoed, een doos met wit gekookt nieuw katoen, twee gouden parelspelden, een zakje met guldens en halve guldens.

Stuurman/schipper Reijlof Claasz. Rob doet belijdenis des geloofs in de Nederduits Gereformeerde kerk te Schellinkhout.

1712
De etser/dichter Jan Luycken overlijdt te Amsterdam (zie 1649).

1713
Er heerst een veepestepidemie.

Eén van de burgemeesters heet Jan Houtsager.

In een zeebrief van 15 september wordt vermeld:
Schipper Jan Cornelisz Oom, Schellinkhout. Zijn schip heet "de Catharina".

Op de schepen wordt het "glas" gebruikt. Een "glas" is de afkorting van "zandglas" (zandloper) en duurt een half uur.
Elk etmaal zijn er 6 wachten, dus 1 wacht is 8 glazen.

De molenaar Gerrit Cornelisz. Molenaar overlijdt. Zijn weduwe Trijn Pieters, ook wel Trijn Molenaar genoemd, wordt dan molenaresse.

1714
Als substituut-graaf treedt op Elias Agricola.

Er wordt een resolutie door de vroedschap (32 rijksten) aangenomen waarin wordt bepaald, dat de functies van burgemeester en verpondingsgaarder onverenigbaar zijn (zie 1752).

1714 - 1720
Er heerst een veepestepidemie. Eind 1715 wordt er dan ook een bepaling gemaakt, die het verbiedt om dode beesten naar andersmans erf te brengen of het begraven daarvan in andermans grond.

1715
Schout Johan van Lawijck (ook: Lauwijck) beëdigt tot burgemeesters: mr. Barent Jansz. Hauwert en Reijer Willemsz. De Boer. De naam Cornelis Nierop komt al voor.
Samen met Barent Hauwert geeft hij Claas Cat een pak slaag. De ruzie is veroorzaakt door een meningverschil over het innen van schot (belasting).

De vroedschap benoemt tot vroedvrouw Anne Elberts met een traktement van f 50,- per jaar (zie 1701).

De diakonie betaalt aan Claas Wever 2.10.- (respectievelijk guldens, stuivers en penningen) aan weefloon uit.

1716
Mr. Barent Jansz. Hauwert en Reijer Willemsz. De Boer worden opnieuw tot burgemeester gekozen.

Marij Pieters verkoopt samen met Jan Abrahamsz is hun kwaliteit als "moniste gemeente" een huis en 25 roeden erf. Mogelijk betreft het hier het gebouw waarin wordt gekerkt en komt met deze verkoop een einde aan het georganiseerde doopsgezinde gemeenteleven in Schellinkhout.

1717
Uit: Het kerkboek van de Gereformeerde Kerk.
Op 18 november telt de Gereformeerde Kerk 150 ledematen.

De kerkmeesters heten: Cornelis Hauwert (de zoon van burgemeester Hauwert) en Cornelis Nierop.

Voormalig zeeman Jan Abrahamsz is molenaar van de "Kleine Watermolen". Van 1687 tot en met 1705 is deze Jan bootsgezel, kok of hoogbootsman.

Mr. Barent Jansz. Hauwert en Reijer Willemsz. De Boer, worden opnieuw tot burgemeester gekozen.

Voor de wever Sijmon Claasz. wordt door de diakonie een weefgetouw aangeschaft voor f 10,-, alsmede 12 kammen, een scheerraam, een speelwiel en enkele andere zaken ter waarde van f 21.2.-.

Schipper Claas Dirksz. Rob en zijn huisvrouw Trijntje Pietersdr. wonen op het Zuijd Eijnde, westzijde van de kerk af.

Reijlof Claasz. Rob is tot 1719 schipper op het schip "de Rosecrans". Reijlof Claasz. Rob en zijn huisvrouw Aafje Pietersdr. wonen op het "Noord Eijnde, oostsijde van de Kerk af".

1719
Mr. Barent Jansz. Hauwert is nog burgemeester.

Reylof Klaasz. Kuyper wordt geboren. Hij leeft tot 1782. Op 13 mei 1742 huwt hij in de kerk van Schellinkhout met Anna Klaasd. Laan (1724-1788). Een neef van deze Anna verkoopt op enig moment een stuk familiegrond. Reylof Klaasz. Kuyper raakt dan betrokken bij een rechtszaak, want hij heeft die grond van Anna "genaast, sijnde diens vrouw een volle night van de verkooper, derhalve het land op te dragen tot een vollen en vrijen erfelijken eygendom van Reylof Klaasz. Kuyper" (zie 1743).

1720
Dominee is Wilhelmus Brakel van der Kluijt. Eén van de ouderlingen heet Sijmen Cornelisz.

Schipper Reijlof Claasz. Rob koopt nog eens een huis met bijna 10 morgen grond voor f 2.400,- (zie 1707).

Voormalig zeeman Claas Woutersz Doos is molenaar van de "Kleine Watermolen". In 1718 is hij nog scheepskok.

1721
Mr. Barent Jansz. Hauwert is nog burgemeester.

1723
Mr. Barent Jansz. Hauwert is nog burgemeester.

 Detail kaart Govert Oostwoud.
De dijkhuisjes aan de binnenkant van de dijk, tussen de dijkopgangen van De Laan en de Westermeeweg, zijn verdwenen (zie 1651).

1724
Marij Albers, die door de diakonie wordt onderhouden, overlijdt.
Dokter Barent Hauwert heeft haar nog behandeld, maar tevergeefs. De rekening van de dokter is 2.18.-. (respectievelijk guldens, stuivers, penningen).
Het diakonieboek bevat enkele uitgaven voor de begrafenis van Marij, want de teraardebestelling wordt door de diakonie betaald.
aan Mr. Barent voor meesterloon 2.18.-
aan Jan Barentsz voor een kist 7.10.-
Cornelis Nierop voor het doodskleed 0.10.-
Cornelis Gerritsz voor bier en kaas voor Marij Albers' uitvaart 2.4.-
Jan Tijsz voor wittebrood en beschuit voor de uitvaart 1.16.-
Voor de zoon van Jan Tijsz voor het uitnodigen buiten het dorp 1.8.-.
Voor het rondzeggen in het dorp 0.12.-
Dirk Man voor brandewijn en suiker 0.14.8

Op 27 november wordt schipper Reijlof Claasz. Rob begraven (zie 1704, 1707 en 1717). Hij is dan ongeveer 48 jaar oud.

1724 -1725
De secretaris van het dorp Cornelis Hauwert is regelmatig dronken en wordt daarom door de kerkeraad onder censuur (= toezicht) gesteld. In 1727 overlijdt Cornelis op 41 jarige leeftijd.

1725
Voormalig zeeman Pieter Jansz Steenhuis is molenaar van de "Kleine Watermolen". Van 1708 tot en met 1714 is hij schipper.

De gaarder heet Jan Pietersz. Smit.

Schoolmeester Jan Klinkert overlijdt. Er moet dus een nieuwe komen. De sollicitanten moeten hun schriften (ten bewijze van hun schrijfkunst) aan de oudste burgemeester tonen, terwijl de predikant hen vlak voor een kerkdienst een hoofdstuk en een psalm uit de bijbel opgeeft om voor te zingen en voor te lezen. Hierna wordt er door de burgemeesters en de kerkeraad een voordracht gemaakt, waaruit door de vroedschap en de mannelijke lidmaten een nieuwe schoolmeester, koster en voorzanger wordt gekozen.
Op 9 juli wordt een voordracht van 3 personen opgesteld: Jacob Smit, schoolmeester te Holysloot, Johannes de Beurs van Aartswoud en Jan Laan van Schellinkhout. Op 13 juli vertonen zij hun kunsten aan de gemeente op het gebied van voorlezen en voorzingen in een speciaal daarvoor georganiseerde kerkdienst. Met meerderheid wordt Jan Laan benoemd.
In het kerkboek is deze benoeming als volgt vastgelegd:
7 Julij
Hebbende twee Regerende Burgemeesteren en Kerken Raadt van Schellinckhout goet gevonden om 't regt en de wijze van beroepinge eens kosters en schoolmeester (dewijl dit door 't overlijden van Mr. Jan Klinkert op deze plaatse open gevallen was) te onderzoeken en te bepalen enz.:
en werd verkozen tot Schoolmeester.
Jan Laan van Schellinkhout.

1726
Kopergravure van "De Stede Schellinkhout" anno 1726 (10 cm x 7 cm)
Uit: Het verheerlijkt Nederland, of kabinet van hedendaagsche gezichten en steden, dorpen, sloten enz. uitgegeven in de periode 1745-1774.
Met prenten van Hendrik Spilman (H.S. F(ecit))
Naar tekeningen van Cornelis Pronk (C.P. d(elianavit))
Het Latijnse "Fecit" betekent: De gravure is gemaakt door.
Het Latijnse "Delianavit" betekent: De oorspronkelijke tekening, die de graveur van de koperplaat als voorbeeld heeft gebruikt, is getekend door.

1727
Oud-schipper Pieter Jansz Steenhuis bezit 18 haringfuiken, 6 eelfuiken, 16 partijen netten- en enige fuikstokken, 12 kubben en een keef. Samen met Herke Nieuweboer (in 1706 en 1707 kok en in 1711 hoogbootsman) bezit hij ook nog een vissersschuit.

1728
Burgemeester Germent Krimpen wordt door de predikant en de oudste ouderling vermaand in verband met het wegblijven van de godsdienstoefeningen.

Uit: Het kerkboek van de Gereformeerde Kerk.
Schoolmeester Jan Laan vertrekt naar Westzaan, waar hij tot 1755 schoolmeester is. De nieuwe schoolmeester wordt Adriaan Jansz. Nopper van Keinsmerbrug. Deze blijft maar een half jaar, want in april 1729 vertrekt hij naar Den Burg op Texel.

De kasteleinesse van de herberg "de Roode Leeuw" heet Antje Elberts. Deze naam slaat ongetwijfeld nog op de herberg aan de dijk, die daarvóór "de Groene Laan" of "De Roode Moolen" heet (zie 1695).

1729
12 april:

Schoolmeester Adriaan Noppen vertrekt naar Den Burg op Texel. Hij wordt opgevolgd door Claas Claasz. Coster van Schellinkhout, een broer van Jan Laan (zie 1725). Dat twee broers verschillende achternamen hebben, is terug te voeren op het feit dat ook bij achternamen, zowel van vaders- als van moederszijde kan worden vernoemd.

 Afbeelding met pen en penseel in grijs door Cornelis Pronk.

   Tekening van Andries Schoemaker naar A. de Haen.
Op de achtergrond de wieken van de korenmolen aan de Molenweg (de latere Meeweg).

Uit: Het kerkboek van de Gereformeerde Kerk.
Op 27 juli telt de Gereformeerde Kerk 92 ledematen. De naam van de dominee is Theodorus de Beveren.

Er vindt een nieuwe verponding (belasting over het land) plaats.
Secretaris Pieter Bruijn wordt door de vroedschap (de 32 rijksten) benoemd tot verpondingsgaarder.
Zijn taak is het innen, afdragen en administreren van de belasting ten behoeve van de hogere overheid.

De bulloper Bastiaan Cornelisz. Groot, die is gehuwd met Griet Sijmons, moet van de vroedschap 2 andere bullen aanschaffen:
goede bruijne roode grimmeld hoofde platte dicke bulle tenminst den ouderdom van veerse kalve' hebbende..

18 november: Schipper Reijlof Claasz. Rob en zijn huisvrouw Aafje Pietersdr. wonen op het "Noord Eijnde, west-sijde van agteren af".

circa 1730
De houten paalwerken (ook sluizen en duikers) voor de kustverdediging worden massaal aangetast door de paalworm (latijnse naam: Teredo navalis). De dijk raakt in verval en goede raad is duur, want men kiest voor Noordse steen. Deze wordt eerst aangevoerd uit Drenthe en later uit Scandinavië. Bij scheepsvrachten vol worden de roodgetinte ronde granieten stenen langs de dijk gelegd en de dijk houdt stand.

Hieronder een schilderij met paalweringen bij het voormalige eiland Schokland.
   Schilderij van Hermanus Koekoek uit circa 1860.

1730-1740
Reijer Willemsz. De Boer is om het jaar (de even jaren) één van de twee burgemeesters. De andere jaren (oneven) is zijn zoon Willem de Boer één van de burgemeesters.

Er is nog maar 14 morgen bezaaid land (1 morgen is 600 roeden en 1 roede is 10 m.).
Zie ook: 1603, 1655.
De oppervlaktematen voor weiland zijn:
1 geers = 1/3 morgen = 12 snees.
1 snees = meestal 20 vierkante roeden.

1731
28 april: Door de vroedschap wordt tot bulloper benoemd Dirk Bastiaansz. Groot, de zoon van de eerste bulloper. Hij trouwt in Blokker op 8 november 1722 met Diver Cornelis. Hij woont in het zuidend. Naast 2 bullen moet hij ook 4 rammen houden.
Met zijn beide bullen en de rammen doet de bulloper dagelijks 2 maal zijn ronde door het dorp. Zijn komst moet worden aangekondigd met een hoorn.

November: tot opvolger van bulloper Dirk Bastiaansz. Groot wordt door de vroedschap benoemd Jacob Claasz. Wijnberg. Deze overlijdt in 1739.

1732
De leeraar (= predikant) is genaamd Leonardus à Brakel en de Gereformeerde Kerk telt 116 ledematen.

Op 15 november wordt in het 'Huwelijksintekenboek Schellinkhout' het huwelijk ingeschreven van genoemde leeraar of predicant Leonardus à Brakel met Suzanna Mijlius afkomstig uit Korte Maaren.. Het stel is op 6 november 1732 in Leiden in ondertrouw gegaan en aldaar ook in het huwelijk getreden. De dominee moet blijkens een aantekening in de kantlijn wel zijn attestatie van Schellinkhout meebrengen naar Leiden.
 De ondertrouwakte.

Schellinkhout telt nog slechts 100 huizen op de lijsten der verponding. Aantal inwoners ca. 430.

Het voetstraatje met een breedte van 3 1/2 steen, wordt aangelegd: een klinkerpaadje aan de oostzijde van de weg. Iedere bewoner moet 2800 stenen en zoveel zand als nodig is om de straat aan te leggen, leveren.
Ook moeten de dorpsbewoners het straatje zelf onderhouden en iedere week schrobben: elk zijn eigen perk (= deel) van 82 roeden (roede = 3,9211 meter.) Elk perk moet door de bewoner worden voorzien van een nummerpaal, zodat meteen kan worden gezien wie verantwoordelijk is voor welk stukje weg. De veldwachter controleert elke zaterdag of het straatje door de betreffende bewoner "skrobt" is.

1733
Schellinkhout komt niet meer voor op een lijst waar alle doopsgezinde gemeenten op staan vermeld.

8 december: Mr. Pieter de Wael is beroepen tot schoolmeester (zie 1740).

1734
26 juni:
Jan Pietersz Waafel tot Hoorn woonagtig geeft aan het lijk van sijn broeder Roelof Pietersz Waafel in de Suijderzee verongeluckt aan de strant bij Schellinkhout opgevist ende tot Schellinkhout begraaven onder de classis van prodeo zegge nihil.
Dat wil zeggen:
Jan Pietersz Waafel, wonende te Hoorn, doet aangifte van het overlijden van zijn broer Roelof Pietersz Waafel. Laatstgenoemde is op de Zuiderzee verongelukt, op het strand van Schellinkhout aangespoeld en gratis begraven in Schellinkhout.

Er is al een armenhuis, ook wel diakoniehuis genoemd. Daarin wonen mensen op kosten van de diakonie. Dat vergt dat jaar een uitgave aan hout van f 319,-.

Aan de vakbekwaamheid van chirurgijn mr. Lammert Smook (de opvolger van Barent Hauwert) wordt in de vroedschap getwijfeld. Er komen klachten over hem binnen. Sommigen houden stijve ledematen over na een behandeling en hij schrijft te hoge rekeningen. Desondanks mag Lammert zijn ambt voortzetten.

In de vroedschap wordt het idee geopperd om de kermis af te schaffen, want die dient slechts tot schade en nadeel van de burgers. De schout laat zelfs toe dat er koek wordt gekapt, kennelijk een minder onschuldig vermaak dan het ons bekende koekhappen. Uiteindelijk wordt er besloten om toch met "de kermis ofte jaarmarkt" door te gaan.

1735
De dominee heet Simon Schager en de Gereformeerde Kerk telt 114 ledematen.

De Katholieken gebruiken het Roomse Preeckhuijs (schuilkerkje) niet meer, maar gaan in Westerblokker ter kerke. De kerksieraden verhuizen daar ook naartoe.

De nieuwe schoolmeester wordt mr. Pieter de Waal. Deze overlijdt in 1740.

Tot vroedvrouw wordt benoemd Aagje, de weduwe van Wiebe Jonker uit Wijdenes. Haar jaartraktement is f 60,-.

1736
Pieter Laan wordt verpondingsgaarder.

Het traktement van vroedvrouw Aagje Jonkers wordt met f 20,- per jaar verhoogd naar f 70,-. Het traktement wordt via hoofdelijke omslag op de dorpsbewoners verhaald.

Pieter Jansz. Smit, een telg uit een bekend Schellinkhouter schippersgeslacht, wordt door de schepenen ter verantwoording geroepen. Hij is door wangedrag in armoede vervallen. De armenvoogden verklaren zich bereid hem te onderhouden mits hij een vak wil leren, b.v. dat van schoenmaker. Pieter Jansz. stemt er voorts in toe, dat de burgemeesters hem bij herhaald wangedrag als strafmaatregel op een scheepsreis naar Oost- of West-Indië of waar dan ook naartoe zullen sturen.

1737
Dominee Simon Schagen wordt door Klaas Laan van onrechtzinnigheid beschuldigd. Klaas Laan wordt tot inkeer gebracht, want de dominee heeft natuurlijk gelijk.

1738
Tot dominee van de Hervormde kerk wordt benoemd Lambertus Lepeltak. Hij kwam uit Amsterdam (zie 1747).

 Tekening van A. de Haen. Op het kerkdak is een ooievaarsnest te zien.

Voormalig zeeman Hermen Arisz is molenaar van de "Kleine Watermolen". In 1704 wordt hij genoemd als hoogbootsman (zie 1739). Hermen volgt Wigger Meksz als molenaar op, die voor zijn huwelijk in Oosterleek woont en in 1707 en 1708 hoogbootsman is.

 Tekening van Hendrik de Winter.

1739
Als "burgemeestersdienaar" (bode) wordt benoemd Hermen Arisz. Hij is tevens bode van Wijdenes, Venhuizen en Hem (zie 1738).

Door de vroedschap wordt tot bulloper benoemd de weduwe van de overleden bulloper Jacob Claasz. Wijnberg, genaamd Geertje Jans Schuijt.
Dit onder de voorwaarde dat ze een goede knecht neemt.

1740
Eén van de 2 Schellinkhouter burgemeesters, genaamd Heijn Hemmer, probeert de "ambachtsheerlijkheid" (de rechten van de graaf met betrekking tot het overheidsgezag over een bepaalde plaats) te verkrijgen.

Schoolmeester, koster en voorzanger mr. Pieter de Waal overlijdt (zie 1733). Hij wordt opgevolgd door Cornelis Meijenburg uit Ursem, die tot 1743 in functie zal blijven.

1740 ca.
Molenaresse Trijn Pieters (ook wel Trijn Molenaar) verkoopt de meelmolen aan Pieter Sweed (zie 1713).

1741
Akte van 2 mei: De Staten van Holland en West-Friesland geven Cornelis Pietersz. Admiraal, oud 15 jaar, de ambachtsheerlijkheid Schellinkhout in leen als onversterflijk erfleen. Hij is gehouden om de eed af te leggen bij het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Burgemeester Germent Pietersz. Crimpen doet dit nu in zijn plaats. Met dorsale (= op de achterkant) aantekening dat de koopsom 3000 guldens en de rantsoengelden van 150 guldens zijn betaald, evenals de 40e penning en de 10e verhoging. Tevens in dorso, dat Cornelis Pietersz. Admiraal op 23 juni 1751 de leeneed heeft afgelegd.

Heerlijkheden zijn plaatsen waar de landheer delen van zijn overheidsgezag in leen heeft gegeven aan een partikulier, de heer of vrouwe. Deze staat als het ware tussen dorpelingen en landsheer (voor de Westfriezen is dat sinds 1289 de graaf van Holland). Het begrip heerlijkheid slaat dus niet alleen op een gebied, maar ook op het overheidsgezag, dat daarover wordt uitgeoefend. In de laatste betekenis wordt het ook wel als volgt omschreven:
Een stuk overheidsgezag, dat men niet als ambtenaar en dus niet als ondergeschikte uitoefent, maar dat men als eigen erfelijk recht in leen heeft.

Ambachtsheerlijkheden worden veelal verkocht om de schuldenlast van de vele oorlogen te kunnen betalen. De kopers moeten daarvoor veel geld betalen. Een "ambachtsheerlijkheid" is het recht tot benoeming van bepaalde ambtenaren (b.v. schout of bode) en het recht tot heffing van verplichte quota.
Tot dit jaar is de graaf (en later de Staten van Holland) gerechtigd om de schout te benoemen en eerder ook andere ambten, zoals bode en waagmeester.

De functies burgemeester en schepen zijn niet langer onverenigbaar. Vanaf dit jaar is soms één persoon burgemeester en schepen.
De regering der stad wordt vanaf heden als volgt geregeld:
Het schoutambt is evenals voor Wijdenes en Oosterleek, voor Schellinkhout gecombineerd met dat voor Hem en Venhuizen.
Er komt een scheiding tussen criminele en civiele zaken.
Er komt een schout civiel (ook wel: laagschout), benoemd door het dorpsbestuur, die samen met de schepenen de civiele zaken behandelt.
De strafrechtelijke zaken worden vanaf nu behandeld door een schout crimineel (ook wel: hoogschout), die door de Staten van Holland wordt benoemd.
Verder bestaat de regering van Schellinkhout uit 32 vroedschappen, 2 burgemeesters, 7 schepenen, 2 kerkmeesters, 2 armenvoogden, 1 predikant, 2 ouderlingen, 2 diakenen en 1 voorlezer, die tegelijk koster en schoolmeester is.

De secretaris van Schellinkhout heet: Teunis Klaasz. Dekker.
Eén van de burgemeesters is Heijn Hemmer.
De burgemeesters worden op de volgende wijze gekozen:
120 poorters boven de 20 jaar (als er tenminste zoveel zijn, wat in de 18-eeuw vaak ondoenlijk is), worden eind december op het kerkhof samengeroepen door de stadsbode. Hun namen (vaak slechts 60) worden in een bus gedaan en dan trekken de schout, de burgemeesters en de schepenen ieder 1 briefje, dus samen 10 briefjes. De personen van wie de namen op de briefjes voorkomen, worden vervolgens door de secretaris ten stadhuize opgeroepen om te stemmen. Op dezelfde manier als hiervoor omschreven, worden nog eens tweemaal 10 briefjes getrokken. Deze 30 personen kiezen bij meerderheid de 2 burgemeesters.
De twee nieuwe burgemeesters zijn bevoegd om, na het afleggen van de eed, vacatures in de vroedschap aan te vullen. Zij stellen ook de waagmeester, omroeper, hooischatter en turfvulsters aan.
De aanstelling van de verpondingsgaarder, de vroedschap, de molenaars van de watermolens en de bul- en ramloper berust bij de vroedschap.
Voor Schellinkhout wordt er nog bij aangetekend:"Schellinkhout heeft ook het Regt van een Waag en het aanstellen van een Waagmeester en het beëdigen van dien."

Hierboven een nog blanco oproepingsbrief met het verzoek om te stemmen.

1742
19 augustus:
Uit: Het kerkboek van de Gereformeerde Kerk.
Ten tijde van dominee Lambertus Lepeltak zijn er 98 Leedemaeten der Gereformeerde Godsdienst.

1743
Reylof Klaasz. Kuyper, die boer is, koopt op 24-jarige leeftijd voor f 500,- een kofschip (zie 1719).

Tot vroedvrouw wordt benoemd Anne Dirks, de vroedvrouw van Venhuizen. Zij volgt Aagje Jonkers op (zie 1735).

4 februari: Jacob Pietersz. Smit, de latere burgemeester, wordt geboren. Op zijn 22-ste trouwt hij met de 17-jarige Marijtje Woutersdr. Doos. Hij overlijdt op 29 oktober 1815. Marijtje wordt maar 35 jaar en wordt op 12 mei 1783 begraven.

1743
Blijkens een passage in het kerkboek van de Gereformeerde Kerk vertrekt de voorgaande schoolmeester Cornelis Heijburg naar Beets. Tot nieuwe schoolmeester, koster en voorzanger wordt benoemd Pieter Hille uit Bloemendaal. Laatstgenoemde blijft in functie tot 1745.

1744 - 1745
Evenals van 1714 - 1720, heerst er weer een veepestepidemie. Veel runderen worden het slachtoffer.

Zeeman Sijmon Pietersz. overlijdt op Groenland tijdens een zeereis. Hij wordt echter in Schellinkhout begraven.

1745
Het wordt toegestaan om de schapen te laten dekken door andermans ram. Daarvóór mocht men slechts gebruik maken van de eigen ram of die van de ram- en bulloper.
Hiervoor moet echter wel het halve speulgeld aan de ram- of bulloper worden afgedragen.

In de diakonieboeken wordt als chirurgijn genoemd Jan Bronkhorst.

Uit: Het kerkboek van de Gereformeerde Kerk.
Koster en schoolmeester Pieter Hille vertrekt naar Velsen. Zijn opvolger is Cornelis de Gater, die afkomstig is uit Buiksloot (zie 1943).

De weduwe van Pieter Jansz Haan (zeevarend van 1709 tot zijn overlijden in 1728) wordt tot turftonster benoemd.

Onderstaand een detail van een kaart, getekend door Johannes Dou. De huidige Dorpsweg wordt De Gouw genoemd. Aan de tegenwoordige Meeweg staat de meelmolen ingetekend. Verder vallen de twee Ooster Blocker Molens op.

1745 - 1778
Schoolmeester, koster en voorzanger wordt Cornelis de Gorter uit Buiksloot. Hij moet eerst wel een toelatingsexamen doen, dat door examinator de heer Mesje is geschreven.
Hier volgen de opgaven:
1. Eenige Waren sijn verkogt voor 63 1/3 pond vls.
Met afslag 4 van 't 100; als die waren
Verkogt sijn voor 64 pond, en even veel daar
Voor ontfangen wort als te voren.
Vrage hoe veel van 't 100 gekort is.

2. Een Koopman heeft Wol gekogt
het pond 12 stvrs. Gereed. Verkoopt het pond
Wederom voor 14 stvrs. Te betalen de
Helft over 6, en 1/3 over 9 maande.
Vrage Wanneer de rest betaalt moet
Worden om 25 ten 100 in 't Jaar te
Winnen.

3. A en B hebben bij Elkander ingeleyt
A sijn kapitaal 10 maande en heeft 50
Meer ingeleyt als B maar B heeft 't sijne
Ingeleyt voor 15 maande en geniet 5/9 van
De winst. Vrage na ieders inleg.

Ook de volgende opgave moet Cornelis Gorter oplossen, waaruit blijkt dat de "meester" niet alleen de kinderen moet onderwijzen, maar tevens geacht wordt de volwassenen vertrouwd te maken met de eerste beginselen van navigatie.
Ao. 1711 na Moscovien Varende sag men
de Son op den 31.May regt in 't N. in den
Horison:
Vrage na de Poolshoogte als de Dampheffing

1746
Het lossen van turf, door turftonders of turntonsters (= de turf in tonnen doen), geschiedt meestal bij de Nek of in de Tocht.

1747
Dominee Lambertus Lepeltak neemt ontslag, omdat hij in verband met de stilte van het dorp en de daaruit ontstane zwaarmoedigheid niet meer in staat is om de dienst des Heeren uit te oefenen.

1748
Dominee Johannes van Varick woont samen met zijn zuster Helena Elisabeth van Varick in de pastorie.

1749
1 november:
In het 'Huwelijksintekenboek Schellinkhout' wordt het huwelijk ingeschreven van rustend predikant Lambertus Lepeltak en mejuffrouw Elisabeth Pauw, beide woonachtig in Amsterdam (zie 1738, 1742 en 1747).

1750
Cornelis Jacobsz. Smit vaart als matroos op Oost-Indië. Hij krijgt van de schout en schepenen toestemming om 60 gulden op te nemen van een obligatie van 500 gulden, die onder het beheer van zijn voogden berusten. Hiervan kan hij zijn kostgeld en verteringen betalen aan Adriaan Vrolijk, logementshouder in Hoorn. Verder kan hij er zijn uitrusting van aanvullen door het kopen van wat kleren, tabak, pijpen, jenever, enz.

___________________

naar begin van deze pagina
naar de eerstvolgende periode
terug naar de basispagina (home)

 G. Kazimier.

Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op (maand / dag / jaar / tijdstip) :